Artikel 55c WvSv [Vaststellen identiteit verdachte]
Last updated
Last updated
De ambtenaren, bedoeld in artikel 141, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012, stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast op de wijze, bedoeld in , eerste lid, eerste en tweede volzin.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, nemen met het oog op het vaststellen van de identiteit van een verdachte die is aangehouden wegens een misdrijf als omschreven in , of die wordt verhoord wegens een misdrijf als omschreven in , zonder dat hij is aangehouden, een of meer foto's en vingerafdrukken. De vingerafdrukken worden vergeleken met de van verdachten overeenkomstig dit wetboek verwerkte vingerafdrukken.
De officier van justitie of de hulpofficier beveelt dat van iedere andere verdachte dan de verdachte, bedoeld in het tweede lid, over wiens identiteit twijfel bestaat, een of meer foto’s en vingerafdrukken worden genomen.
De foto's en vingerafdrukken, bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen ook worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, vervolgen en berechten van strafbare feiten en het vaststellen van de identiteit van een lijk.